Ford T-Model
Tot ver in de jaren twintig waren auto's in Europa slechts aan de welgestelden voorbehouden. Dit kwam onder andere door de uitgebreide productie en de vanaf het begin hoge prijs. Aan de andere kant werd de auto ook in veel landen lang als niet echt noodzakelijk beschouwd en werden er hoge luxebelastingen op geheven. De situatie in Amerika ontwikkelde zich heel anders, waar het T-model van Henry Ford de auto tot een massamarktvoertuig maakte, dat voor bijna iedereen betaalbaar was.
In dit legendarische voertuig vermeed Ford opzettelijk alle onderdelen die niet absoluut noodzakelijk waren, zoals een snelheidsmeter of brandstofaanwijzer, en introduceerde bovendien met extreme consistentie productie aan de lopende band. Dit maakte de auto extreem goedkoop. Een standaardmodel uit 1914 kost bijvoorbeeld net geen $ 500,-, wat overeenkomt met ongeveer vier maanden loon van een industriële arbeider. Desondanks verdiende het bedrijf per auto nog steeds $ 50,-, waardoor Ford al snel een steenrijke man werd. Negentien jaar lang was het T-model de meest gebouwde auto ter wereld. In totaal werden meer dan 15 miljoen stuks geproduceerd. Pas vele jaren later kon Volkswagen met zijn kever dit record breken. De in het Techniekmuseum Sinsheim getoonde auto is een typisch productiemodel van 1915 met een 2,9 l-motor met 20 pk.