Pantservoertuig V Panther
In de omvangrijke militaire geschiedenis tentoonstelling van Technik Museum Sinsheim kunnen twee pantservoertuigen V "Panther" van de Duitse Wehrmacht bezichtigd worden. Naast een perfect bewaard gebleven exemplaar, die wordt gepresenteerd met bewegend kettingwiel en mobiele toren, is in het museum ook een wrak te zien, welke in februari 1944 bij Tsjerkasy in Oekraïne gebruikt werd en daar verloren ging.
Nadat de pantsers III en IV seriebanden gekregen hadden, werd door de leiding van de Wehrmacht geen heftige inspanningen verricht ter versterking van de pantsertroep. Dat veranderde pas toen men moest erkennen dat het Russische leger erin geslaagd was om niet alleen een superieur pantser te construeren, maar ook in grote aantallen te bouwen en dit volledig onopgemerkt door de Duitse spionage. Eind 1941 werden derhalve MAN en Daimler-Benz verantwoordelijk voor het uitwerken van een nieuwe zware gevechtswagen met een strijdgewicht van ongeveer 35 ton, bedoeld als een reactie op de T-34:
In mei 1941, nog voor het begin van de Russische veldtocht, werden Henschel en Porsche ingeschakeld voor de ontwikkeling van een zware tank. Deze moest echter zo groot en zwaar bewapend zijn, dat een strijdgewicht van ca. 60 ton verwacht werd. Al na de eerste paar maanden van gevechtservaring in Rusland was duidelijk dat een dergelijke tank slechts gedeeltelijk geschikt zou zijn voor gebruik op het Oostfront. Niettemin was de ontwikkeling zonder beperking voortgezet.
Zoals in het geval van de Pantser III en IV had men, ondanks de beperkte capaciteiten van de uitrusting, gekozen voor de gelijktijdige bouw van verschillende pantsers, in plaats van de krachten te concentreren op maar een strijdwagen waarmee men het tegen de Russische pantsers kon opnemen. De order voor het kleinere model met het etiket pantservoertuig V "Panther"die door talrijke veranderingen uiteindelijk een gewicht van 45 ton bereikte en daarmee al snel twee keer zo zwaar was als een Pantser IV, ging uiteindelijk naar MAN.
Uit het ontwerp van Henschel ontstond de parallel "Tiger I", die eerst 57 ton en in de tweede versie, "Tiger II" of "Koningstijger", een gigantische 68 ton woog. De "Panther" onderscheidt zich fundamenteel van zijn voorgangers. Alle gebieden op de boeg en aan de zijkanten zijn afgeschuind of afgerond. Hoeken die als kogelvanger konden fungeren, misten bijna volledig. De kettingen zijn breder en het onderstel komt zonder steunrollen uit. Dit zijn alle constructiekenmerken die met succes door de T-34 zijn overgenomen. Door de overdreven lange buis was de pantser-brekende werking van de 7.5 cm-wkk van de "Panther" zowaar nog groter dan de 8.8-cm-wkk van de "Tiger". Technologisch werd de "Panther" beschouwd als de beste Duitse tanks in de Tweede Wereldoorlog.
Als gevolg van de veel te korte ontwikkelingstijd van iets meer dan een jaar, leed het echter onder tal van technische kinderziektes. Door aandrijvingsproblemen bleven die eerste "Panther" in rijen liggen. De eerste grootschalige operatie in de pantserslag bij Koersk in de zomer van 1943 werd een ramp. Er gingen meer "Panther" door defecten dan voor vijandelijk vuur verloren. Veel van deze gebreken kunnen worden gecorrigeerd in de volgende jaren, maar door de constante bombardementen van de wapenindustrie was het onmogelijk om de "Panther" produceren in de hoeveelheden die nodig zouden zijn voor het terugwinnen van overmacht.